We rijden door het grootse majestueuse Frederick Fort om de Swami Kovil te bereiken.
De rotstempel ligt op het meest oostelijke punt van de stad. 130 meter boven de zee.
Het is een zeer heilige plaats. De Portugezen kieperden destijds in 1624 de tempelschatten in zee. Daaronder bevond zich een zeer vereerde lingam (Shiva onder de vorm van een phallus).
Pas in 1962 ontdekte een duikersteam per toeval de lingam.
Een buitenlandse vond het destijds ook een goeie plaats om zelfmoord te plegen, maar de goeie God heeft haar leven gered.
Het is niet de meest fotogenieke tempel. Maar de plaats en de frisse zeebries worden bijzonder geapprecieerd.
Ver beneden beukt de zee als een te duchten voorlopig gekooid monster.
Verderop in de Kali Kovil tempel. (Kali is zowat de slijmerig verpakte duivel met een halsketting van afgehakte hoofden ) maken we de poja mee. De ceremonie die enkele keren per dag wordt gehouden. De priesters gaan in een soort ommegang rond de tempel gevolgd door een pleiade van trommels, cymbalen, trompetten en gelovigen.
In de tempel wordt het godsbeeld meermalen 'gewassen' – overgoten met diverse gekleurde vloeistoffen. Geel , roze.. De trompetten zetten een hoger schel toontje in. De trommelaar slaat zichzelf bijna buiten westen. De cymbalen pletsen en kletsen. Een auditieve verdoving. De god krijgt een nieuwe tikka op het voorhoofd, enkele bloemen, uitgebreid bewierookt en tenslotte met een ronddraaiende olielampenschaal verlicht. Een heel spektakel. Indrukwekkend. Tot de deuren plots krachtig worden dichtgedaan en alles even plots stopt. Een muur van stilte valt over ons. Efkens perplex.
De markt. Verse groenten. We proeven rambutan, een soort betere lychee. Mini-clementientjes. Ik zie pepers. Proef voor het eerst gezouten witte chili. Koop er. Proef nog een rode chili. “No no, don't do it” probeert de verkoper nog. Maar het is te laat. Een vuurbal spat in mijn mond open. Straf spul. Ik koop er ook. Tot verbazing en bewondering van de salesman.
We dwarrelen het stadje af. In alle richtingen. Ondanks de vriendelijke omgang hoor ik toch hier en daar dat mensen 'bang' zijn. 'I can't speak too much. I've to be careful”, zei een Tamil me.
Er was ooit een bescheiden wit boeddhabeeld neergezet aan het busstation. Spoedig kwam het toch hevige rellen met de niet-boeddhistische medebewoners. Er werden granaten naar het beeld gegooid. Er waren stakingen die enkele maanden duurden. Er werd een omheining rond gezet. En sindsdien wordt het door het leger bewaakt. Probeer het niet te fotograferen !
Langs de kust is er een wijk van vissers. Kleine huisjes. Even smalle zandstraatjes. Bijzonder vriendelijke ontvangst en belangstelling. Men troont ons mee naar de zee. De zee is nu op zijn 'gevaarlijkst'. Ongenadig. Onbetrouwbaar. Verraderlijk. Overal zandzakjes. De resten van gesloopte huizen door de tsunami. Ik hoor verhalen van afgerukte deuren. Vluchtende mensen. Bang. Voor de onbedwingbare zeekracht. Plots komt er zowat uit het niets een fikse golfslag. Het water spat alle kanten uit. Ik krijg een lading zeewater. Efkens schrikken.
's Avonds stroll ik nog langs Dutch bay. Veel bussen. Veel families. De saree-ladies gaan voorzichtig in zee. Niet ver. Overal hangen borden 'from october till may dangerous waves'. Kraampjes met ijskreem en gebakken vadai, somosas, buns. Venters van prullaria.
Het gaat er allemaal zeer gemoedelijk aan toe.
Langzaam valt de avond.
Ik heb nog een leuk restaurantje gevonden. Want veel is er hier niet echt te vinden.
Een Lion en een devilled chicken fried rice.
That's all folks.